"faire le tour de" übersetzt von Französische ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Französisch nach Niederländisch: mehr Daten

faire le tour de:
- rondtrekken; rondwandelen; rondlopen; rondslenteren; bereizen; rondtoeren; rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn

Französisch

Detailübersetzungen für faire le tour de (Französisch) ins Niederländisch

faire le tour de (voyager)
rondtrekken
- rondtrekken Verb (trek rond, trekt rond, trok rond, trokken rond, rondgetrokken)
faire le tour de (battre le paver; traîner; flâner; tournailler)
rondwandelen; rondlopen; rondslenteren
- rondwandelen Verb (wandel rond, wandelt rond, wandelde rond, wandelden rond, rondgewandeld)
- rondlopen Verb (loop rond, loopt rond, liep rond, liepen rond, rondgelopen)
- rondslenteren Verb (slenter rond, slentert rond, slenterde rond, slenterden rond, rondgeslenterd)
faire le tour de (voyager; parcourir)
bereizen
- bereizen Verb (bereis, bereist, bereisde, bereisden, bereisd)
faire le tour de (faire un tour)
rondtoeren
- rondtoeren Verb (toer rond, toert rond, toerde rond, toerden rond, rondgetoerd)
faire le tour de (errer; abîmer; fouiner; rôder; agiter; balancer; amocher; courir le monde; vagabonder; vadrouiller; errer à l'aventure)
rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn
- rondzwerven Verb (zwerf rond, zwerft rond, zwierf rond, zwierven rond, rondgezworven)
- zwerven Verb (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
- aan de zwerf zijn Verb (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aan de zwerf zijn	abîmer; agiter; amocher; balancer; courir le monde; errer; errer à l'aventure; faire le tour de; fouiner; rôder; vadrouiller; vagabonder
bereizen	faire le tour de; parcourir; voyager
rondlopen	battre le paver; faire le tour de; flâner; tournailler; traîner	errer; se promener; vadrouiller; vagabonder
rondslenteren	battre le paver; faire le tour de; flâner; tournailler; traîner	faire un tour; se balader; se promener
rondtoeren	faire le tour de; faire un tour
rondtrekken	faire le tour de; voyager
rondwandelen	battre le paver; faire le tour de; flâner; tournailler; traîner
rondzwerven	abîmer; agiter; amocher; balancer; courir le monde; errer; errer à l'aventure; faire le tour de; fouiner; rôder; vadrouiller; vagabonder	errer; vagabonder
zwerven	abîmer; agiter; amocher; balancer; courir le monde; errer; errer à l'aventure; faire le tour de; fouiner; rôder; vadrouiller; vagabonder	errer; parcourir; rôder; traverser; vagabonder; vaguer; voyager