"hacer venir" übersetzt von Spanische ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Spanisch nach Niederländisch: mehr Daten

hacer venir:
- oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen; sommeren

Spanisch

Detailübersetzungen für hacer venir (Spanisch) ins Niederländisch

hacer venir (llamar; mandar venir; llamar a; convocar a)
oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen
- oproepen Verb (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
- ontbieden Verb (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
- laten komen Verb (laat komen, liet komen, lieten komen, laten komen)
- tevoorschijn roepen Verb
hacer venir (evocar; llamar; convocar; notificar; citar a juicio; avisar; pedir; citar; requerir; anunciar; reclutar; convocar a)
oproepen; sommeren; ontbieden
- oproepen Verb (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
- sommeren Verb (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
- ontbieden Verb (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
laten komen	convocar a; hacer venir; llamar; llamar a; mandar venir
ontbieden	anunciar; avisar; citar; citar a juicio; convocar; convocar a; evocar; hacer venir; llamar; llamar a; mandar venir; notificar; pedir; reclutar; requerir
oproepen	anunciar; avisar; citar; citar a juicio; convocar; convocar a; evocar; hacer venir; llamar; llamar a; mandar venir; notificar; pedir; reclutar; requerir
sommeren	anunciar; avisar; citar; citar a juicio; convocar; convocar a; evocar; hacer venir; llamar; notificar; pedir; reclutar; requerir	aconsejar; amanecer; citar a juicio; exhortar; intimar; requerir
tevoorschijn roepen	convocar a; hacer venir; llamar; llamar a; mandar venir