"cruzar" übersetzt von Spanische ins Niederländisch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Spanisch nach Niederländisch: mehr Daten

cruzar:
- overlopen; oversteken
- oversteken; dwars oversteken; kruisen; een kruis slaan; overgaan; keperen; kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen; opkruisen; oplaveren
Wiktionary:
- cruzar → oversteken
- cruzar → doorkruisen, kruisen, schrappen, overzetten

Spanisch

Detailübersetzungen für cruzar (Spanisch) ins Niederländisch

cruzar:

cruzar [el ~] Nomen

el cruzar (atravesar)
het overlopen; het oversteken
- overlopen [het ~] Nomen
- oversteken [het ~] Nomen

cruzar Verb

cruzar (atravesar)
oversteken
- oversteken Verb (steek over, steekt over, stak over, staken over, overgestoken)
cruzar (atravesar)
dwars oversteken
- dwars oversteken Verb (steek dwars over, steekt dwars over, stak dwars over, staken dwars over, dwars overgestoken)
cruzar (crucificar)
kruisen; een kruis slaan
- kruisen Verb (kruis, kruist, kruiste, kruisten, gekruist)
- een kruis slaan Verb
cruzar (pasar; atravesar)
overgaan
- overgaan Verb (ga over, gaat over, ging over, gingen over, overgegaan)
cruzar (tejer con sarga)
keperen
- keperen Verb (keper, kepert, keperde, keperden, gekeperd)
cruzar (partir; cortar; hendir; hender; atravesar; rajar; surcar; escindir; fisionar; hendirse)
kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
- kloven Verb (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
- klieven Verb (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
- doormidden hakken Verb
- doorklieven Verb (klief door, klieft door, kliefde door, kliefden door, doorgekliefd)
- doorhakken Verb (hak door, hakt door, hakte door, hakten door, doorgehakt)
- doorhouwen Verb (houw door, houwt door, houwde door, houwden door, doorgehouwd)
- in tweeën houwen Verb
cruzar (clavar; navegar; maniobrar; bordear; transigir; crucificar; contemporizar; bandearse; virar de bordo; dar una de cal y otra de arena; nadar y guardar la ropa)
opkruisen; oplaveren
- opkruisen Verb
- oplaveren Verb

Konjugationen für cruzar:

presente

cruzo
cruzas
cruza
cruzamos
cruzáis
cruzan

imperfecto

cruzaba
cruzabas
cruzaba
cruzábamos
cruzabais
cruzaban

indefinido

crucé
cruzaste
cruzó
cruzamos
cruzasteis
cruzaron

fut. de ind.

cruzaré
cruzarás
cruzará
cruzaremos
cruzaréis
cruzarán

condic.

cruzaría
cruzarías
cruzaría
cruzaríamos
cruzaríais
cruzarían

pres. de subj.

que cruce
que cruces
que cruce
que crucemos
que crucéis
que crucen

imp. de subj.

que cruzara
que cruzaras
que cruzara
que cruzáramos
que cruzarais
que cruzaran

miscelánea

¡cruza!
¡cruzad!
¡no cruces!
¡no crucéis!
cruzado
cruzando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Übersetzung Matrix für cruzar:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
kloven		abismos
overlopen	atravesar; cruzar
oversteken	atravesar; cruzar
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
doorhakken	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doorhouwen	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doorklieven	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doormidden hakken	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
dwars oversteken	atravesar; cruzar
een kruis slaan	crucificar; cruzar
in tweeën houwen	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
keperen	cruzar; tejer con sarga
klieven	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar	hacer pedazos
kloven	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar	hacer pedazos
kruisen	crucificar; cruzar	bordear; navegar
opkruisen	bandearse; bordear; clavar; contemporizar; crucificar; cruzar; dar una de cal y otra de arena; maniobrar; nadar y guardar la ropa; navegar; transigir; virar de bordo
oplaveren	bandearse; bordear; clavar; contemporizar; crucificar; cruzar; dar una de cal y otra de arena; maniobrar; nadar y guardar la ropa; navegar; transigir; virar de bordo
overgaan	atravesar; cruzar; pasar	hacer sonar; sonar
oversteken	atravesar; cruzar
Not Specified	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
overgaan		timbre

Synonyms for "cruzar":

vadear; atravesar; pasar; salvar; superar; franquear; rebasar; recorrer

Wiktionary Übersetzungen für cruzar:

cruzar

verb

aan de overzijde van iets geraken
- oversteken → cruzar

Cross Translation:

From	To	Via
• cruzar	→ doorkruisen	↔ cross — contradict or frustrate the plans of
• cruzar	→ kruisen	↔ cross — travel in a direction or path that will intersect with that another
• cruzar	→ schrappen	↔ cross out — to strike out
• cruzar	→ kruisen	↔ kreuzen — Biologie: Tiere oder Pflanzen verschiedener Art, Rasse, Gattung oder Sorte zur Paarung bzw. geschlechtlichen Vereinigung bringen
• cruzar	→ overzetten	↔ übersetzen — (intransitiv) mit einer Fähre von einem Gewässerufer zum anderen fahren

Computerübersetzung von Drittern:

übersetze cruzar von Spanische ins Niederländisch

Detailübersetzungen für cruzar (Spanisch) ins Niederländisch

cruzar:

cruzar [el ~] Nomen

el cruzar (atravesar)

cruzar Verb

cruzar (atravesar)

cruzar (atravesar)

cruzar (crucificar)

cruzar (pasar; atravesar)

cruzar (tejer con sarga)

cruzar (partir; cortar; hendir; hender; atravesar; rajar; surcar; escindir; fisionar; hendirse)

cruzar (clavar; navegar; maniobrar; bordear; transigir; crucificar; contemporizar; bandearse; virar de bordo; dar una de cal y otra de arena; nadar y guardar la ropa)