Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
view:
- uitzicht; prospect; zicht; gezicht; kijk; vue; panorama; vergezicht; mening; opinie; overtuiging; gezichtspunt; opvatting; visie; inzicht; interpretatie; zienswijze; denkbeeld; standpunt; idee; oordeel; lezing; facet; aspect; opzicht; aanzicht; aanblik; zienswijs; perspectief; invalshoek; oogpunt; gezichtshoek; mentale voorstelling; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; meningsuiting; doorkijk; verreikend uitzicht; gezindheid; vaststaande mening; weergave
- bezichtigen; bekijken; aanschouwen; bezien; zien; kijken; gadeslaan; waarnemen; observeren; inspecteren; controleren; examineren; schouwen; keuren; aankijken; aanzien; aanblikken; weergeven
-
Wiktionary:
- view → zicht, beeld, uitzicht, afbeelding, overzicht, visie, opvatting, mening, bedoeling, vooruitzicht, view, verschijning
- view → bekijken, kijken, naar
- view → visie, uitzicht, blik, aanzien, snelheid, tempo, vaart, aanblik, air, verschijning, schijn, uiterlijk, voorkomen, zeilstand, mening, dunk, opinie, zienswijze, advies, raadgeving, blikken, kijken, bekijken, kijken naar, schouwen, toekijken, toezien, aangaan, betreffen, gelden, raken
Englisch
Detailübersetzungen für view (Englisch) ins Niederländisch
view:
-
the view (sight; panorama)
-
the view (opinion; notion; idea)
-
the view (way of thinking; perspective; point of view; conception; interpretation; opinion; idea; vision; outlook; attitude; stand; notion; angle; reading; aspect; version)
het gezichtspunt; de opvatting; de visie; het inzicht; de interpretatie; de zienswijze; de denkbeeld; het standpunt; de idee; de mening; de opinie; het oordeel; de lezing -
the view (facet; aspect)
-
the view (sight; look; vision)
-
the view (point of view; standpoint; position; opinion)
het standpunt; zienswijs; de perspectief; de invalshoek; het gezichtspunt; het oogpunt; de gezichtshoek -
the view (idea; notion; vision; opinion)
-
the view (visit; inspection)
-
the view (opinion; judgement; idea)
-
the view (viewing hole)
-
the view (panorama; vista)
-
the view (conviction; disposition; inclination; creed; notion; opinion; idea)
-
the view
– In relational database management systems, a logical table created through the specification of one or more relational operations on one or more tables. A view is equivalent to a divided relation in the relational model. 1 -
the view
– The display of data or an image from a given perspective or location. 1
-
to view (visit; examine; look at; inspect; see round; see over; see)
-
to view (look at; see; watch; observe; spectate)
-
to view (look at; examine; scrutinize; inspect; verify; watch; check; control; scrutinise)
-
to view (examine; control; survey; inspect)
-
to view (look at; glance at; watch)
-
to view
– To cause an application to display information on a computer screen. 1
Konjugationen für view:
present
- view
- view
- views
- view
- view
- view
simple past
- viewed
- viewed
- viewed
- viewed
- viewed
- viewed
present perfect
- have viewed
- have viewed
- has viewed
- have viewed
- have viewed
- have viewed
past continuous
- was viewing
- were viewing
- was viewing
- were viewing
- were viewing
- were viewing
future
- shall view
- will view
- will view
- shall view
- will view
- will view
continuous present
- am viewing
- are viewing
- is viewing
- are viewing
- are viewing
- are viewing
subjunctive
- be viewed
- be viewed
- be viewed
- be viewed
- be viewed
- be viewed
diverse
- view!
- let's view!
- viewed
- viewing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für view:
Verwandte Wörter für "view":
Synonyms for "view":
Verwandte Definitionen für "view":
Wiktionary Übersetzungen für view:
view
Cross Translation:
noun
view
-
seeing
-
range of vision
- view → zicht
-
something to look at
-
picture
- view → beeld; afbeelding
-
mental image
-
way of understanding
-
point of view
-
intention
- view → bedoeling; vooruitzicht
-
computing: logical table in database
- view → view
-
computing: user interface part of program
noun
-
wat men van de omgeving vanaf een bepaalde plek kan zien
-
het verschijnen
- verschijning → appearance; aspect; look; sight; view
-
wat gezien kan worden
- zicht → visibility; view
Cross Translation: