Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- relation:
- relate:
-
Wiktionary:
- relation → relatie, betrekking, verhouding
- relation → relatie, betrekking, landing, toegang, nadering, binnengaan, entree, intrede, omgeving, ontmoeting, kennismaking, verhouding, verstandhouding, omgang, verband, verkeer, ontvangst, acceptatie, aanneming, aanvaarding, maagschap
- relate → relateren, verhouden, vertellen
- relate → berichten, debiteren, verhalen, vertellen
Englisch
Detailübersetzungen für relation (Englisch) ins Niederländisch
relation:
-
the relation (proportion)
-
the relation (connection; association; junction; liaison; bond; relationship; link)
de verbinding; de relatie; de link; het verband; de samenhang; de liaison; de connectie; de aansluiting; de band -
the relation (alliance; connection)
-
the relation (context; contextual relation)
Übersetzung Matrix für relation:
Verwandte Wörter für "relation":
Synonyms for "relation":
Verwandte Definitionen für "relation":
Wiktionary Übersetzungen für relation:
relation
Cross Translation:
noun
relation
-
mathematics: set of ordered tuples, a Boolean function of two or more arguments
- relation → relatie
noun
-
een band of relatie
-
een min of meer vast verband
-
(wiskunde, nld) een verband in de vorm van een breuk tussen getalsmatige grootheden
-
de betrekking van personen onderling
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• relation | → relatie; betrekking | ↔ Beziehung — Verhältnis, in dem Menschen oder Organisationen zueinander stehen |
• relation | → landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding | ↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage. |
• relation | → maagschap | ↔ parentèle — (vieilli) ensemble des personnes qui ont un lien de parenté entre elles. |
relation form of relate:
Konjugationen für relate:
present
- relate
- relate
- relates
- relate
- relate
- relate
simple past
- related
- related
- related
- related
- related
- related
present perfect
- have related
- have related
- has related
- have related
- have related
- have related
past continuous
- was relating
- were relating
- was relating
- were relating
- were relating
- were relating
future
- shall relate
- will relate
- will relate
- shall relate
- will relate
- will relate
continuous present
- am relating
- are relating
- is relating
- are relating
- are relating
- are relating
subjunctive
- be related
- be related
- be related
- be related
- be related
- be related
diverse
- relate!
- let's relate!
- related
- relating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they