Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- adjusting:
- adjust:
-
Wiktionary:
- adjust → herzien, verbeteren, aanpassen, verstellen, afstellen, bijstellen, corrigeren, fitten, gelijkzetten
- adjust → instellen, corrigeren, bijsturen, verbeteren, aanpassen, accommoderen, aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen, stemmen, reglementeren, reguleren, vereffenen, inrichten, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen, de weg wijzen, leiden, geleiden, rondleiden
Englisch
Detailübersetzungen für adjusting (Englisch) ins Niederländisch
adjusting:
-
the adjusting (tuning; synchronization; equalization; tune in to; equalisation; synchronisation)
-
the adjusting (calibration; gauging)
Übersetzung Matrix für adjusting:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
afregelen | adjusting; calibration; gauging | |
afstelling | adjusting; equalisation; equalization; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning | adjustment; getting sharp; mentality; tuning |
afstemmen | adjusting; equalisation; equalization; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning | tuning |
afstemming | adjusting; equalisation; equalization; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning | reconciliation |
ijken | adjusting; calibration; gauging | |
instellen | adjusting; calibration; gauging | tuning |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
afstemmen | adjust; decline; denounce; disapprove; disclaim; fix; object to; outvote; reconcile; refuse; reject; repudiate; spurn; synchronise; synchronize; tune; tune in; turn down; vote down | |
instellen | adjust; establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune |
Verwandte Wörter für "adjusting":
adjusting form of adjust:
-
to adjust (fix; repair)
-
to adjust
-
to adjust
-
to adjust (tune in)
-
to adjust (tune; fix)
-
to adjust (conform to; go along with; suit; settle oneself; resign oneself to the inevitable)
zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar-
zich aanpassen Verb
-
zich schikken Verb
-
zich voegen naar Verb
-
-
to adjust (conform to; join)
zich voegen-
zich voegen Verb
-
-
to adjust (raise; put up)
Konjugationen für adjust:
present
- adjust
- adjust
- adjusts
- adjust
- adjust
- adjust
simple past
- adjusted
- adjusted
- adjusted
- adjusted
- adjusted
- adjusted
present perfect
- have adjusted
- have adjusted
- has adjusted
- have adjusted
- have adjusted
- have adjusted
past continuous
- was adjusting
- were adjusting
- was adjusting
- were adjusting
- were adjusting
- were adjusting
future
- shall adjust
- will adjust
- will adjust
- shall adjust
- will adjust
- will adjust
continuous present
- am adjusting
- are adjusting
- is adjusting
- are adjusting
- are adjusting
- are adjusting
subjunctive
- be adjusted
- be adjusted
- be adjusted
- be adjusted
- be adjusted
- be adjusted
diverse
- adjust!
- let's adjust!
- adjusted
- adjusting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für adjust:
Verwandte Wörter für "adjust":
Synonyms for "adjust":
Antonyme für "adjust":
Verwandte Definitionen für "adjust":
Wiktionary Übersetzungen für adjust:
adjust
Cross Translation:
verb
adjust
-
to improve or rectify
- adjust → herzien; verbeteren; aanpassen
-
to modify
- adjust → aanpassen; verstellen
verb
-
regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
-
een naar verhouding kleine verandering aanbrengen in de instelling van iets
-
iets van fouten ontdoen
-
techniek|nld in elkaar passen, pasklaar maken
-
(overgankelijk) op de juiste stand (tijd) zetten, synchroniseren
-
anders stellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• adjust | → instellen | ↔ einstellen — Technik: justieren |
• adjust | → corrigeren; bijsturen; verbeteren | ↔ korrigieren — (transitiv) einen Fehler in (von) etwas (jemandem) berichtigen, eine Korrektur durchführen |
• adjust | → aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen | ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité. |
• adjust | → stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |