Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- dress:
-
Wiktionary:
- dress → zich aankleden, zich kleden, aankleden, kleden, bemesten
- dress → kleding, kledij, jurk, gewaad, kleed, japon
- dress → kleding, aantrekken, kleden, aankleden, omkleden, staan, afrossen, roskammen, een verband omleggen, verzorgen van een wond, verbinden, zwachtelen, inzwachtelen, omzwachtelen, accepteren, aannemen, ontvangen, bekleden, overtrekken, aandoen, opleggen, opbrengen, aanbrengen, pleisteren, bepleisteren, stukadoren
Englisch
Detailübersetzungen für dress (Englisch) ins Niederländisch
dress:
-
the dress (robe; gown; garb; garments)
-
the dress (garments; clothes; outfit; attire; clothing; garb; livery)
-
the dress (pregnancy; expectation; wear; looking forward to; anticipation; outlook; costume)
-
the dress (gown)
-
the dress (frock)
-
the dress (costume; attire; wear)
de uitdossing -
the dress (uniform; outfit; costume; garments; clothing; fancy-dress; clothes)
-
the dress (livery; attire; outfit)
-
the dress (apparel; clothes; wearing apparel)
– clothing in general 1
Konjugationen für dress:
present
- dress
- dress
- dresss
- dress
- dress
- dress
simple past
- dressed
- dressed
- dressed
- dressed
- dressed
- dressed
present perfect
- have dressed
- have dressed
- has dressed
- have dressed
- have dressed
- have dressed
past continuous
- was dressing
- were dressing
- was dressing
- were dressing
- were dressing
- were dressing
future
- shall dress
- will dress
- will dress
- shall dress
- will dress
- will dress
continuous present
- am dressing
- are dressing
- is dressing
- are dressing
- are dressing
- are dressing
subjunctive
- be dressed
- be dressed
- be dressed
- be dressed
- be dressed
- be dressed
diverse
- dress!
- let's dress!
- dressed
- dressing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für dress:
Verwandte Wörter für "dress":
Synonyms for "dress":
Antonyme für "dress":
Verwandte Definitionen für "dress":
Wiktionary Übersetzungen für dress:
dress
Cross Translation:
verb
dress
-
to clothe oneself
- dress → zich aankleden; zich kleden
-
to clothe (something or somebody)
verb
-
zijn kledij aantrekken
-
het toevoegen van meststoffen aan de aarde
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dress | → kleding | ↔ Kleidung — Gesamtheit der Kleider [2] |
• dress | → aantrekken | ↔ anziehen — sich oder jemanden ankleiden |
• dress | → kleden; aankleden; omkleden; staan | ↔ habiller — Mettre des habits à quelqu’un… |
• dress | → afrossen; roskammen; een verband omleggen; verzorgen van een wond; verbinden; zwachtelen; inzwachtelen; omzwachtelen | ↔ panser — Soigner une plaie, une blessure, lui faire un pansement. |
• dress | → accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |
• dress | → kleding | ↔ toilette — Ensemble de vêtements et accessoires d’une femme. |
• dress | → kleden; aankleden; omkleden; staan | ↔ vêtir — habiller, couvrir d’un vêtement. |