Friendly: englische und niederländische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Übersicht

Englisch nach Niederländisch: mehr Daten

friendly:
- vriendelijke; bevriend; joviaal; gemoedelijk; amicaal; vriendschappelijk; kameraadschappelijk; innemend; minzaam; charmant; genegenheid opwekkend; bekoorlijk; aimabel
Wiktionary:
- friendly → bevriende, bondgenoot, [[vriendschappelijke wedstrijd]]
- friendly → vriendelijk, vriendschappelijk
- friendly → vriendschappelijk, bevriend, vriendelijk, sympathiek, aangenaam, hartelijk, amicaal
- friendly → vriendelijk, aardig, beminnelijk, lief, voorkomend, amicaal, bevriend, vriendschappelijk, gemoedelijk

Englisch

Detailübersetzungen für friendly (Englisch) ins Niederländisch

Adjective	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aimabel	amiable; charming; friendly; lovely; sweet
amicaal	amicable; amicably; friendly; kind; kindly
bekoorlijk	amiable; charming; friendly; lovely; sweet	adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; cute; desireable; dinky; enchanting; entrancing; inviting; lovely; most charming; pretty; sweet; sweetest; tempting
bevriend	friendly
charmant	affable; amiable; benign; bland; charming; friendly; lovely; sweet; taking	adorable; alluring; appealing; attractive; charming; congenial; cute; dinky; enchanting; endearing; engaging; entrancing; likable; lovely; most charming; nice; pretty; sweet; sweetest; winsome
gemoedelijk	friendly; genial; jovial
innemend	affable; amiable; benign; bland; friendly; taking
joviaal	friendly; genial; jovial
kameraadschappelijk	amicable; amicably; friendly; kind; kindly
minzaam	affable; amiable; benign; bland; friendly; taking
vriendschappelijk	amicable; amicably; friendly; kind; kindly
-	favorable; favourable; well-disposed
Other	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	collegial; collegiate; propitious; well-disposed
Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
genegenheid opwekkend	affable; amiable; benign; bland; friendly; taking
vriendelijke	friendly; kind; kindly; obliging

affable; amiable; cordial; genial; chummy; matey; pally; palsy-walsy; companionate; comradely; hail-fellow; hail-fellow-well-met; couthie; couthy; cozy; intimate; informal; favorable; well-disposed; neighborly; neighbourly; social; amicable; congenial; gracious; hospitable; sociable; warm
amicable
military personnel; soldiery; troops

friendly

noun

adverb

adjective

without hostility
- friendly → vriendschappelijk
pertaining to friendlies in the conflict sense
- friendly → bevriend
characteristic of friendliness
- friendly → vriendschappelijk; vriendelijk; sympathiek; aangenaam
warm, approachable
- friendly → vriendelijk; hartelijk

friendly

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• friendly	→ vriendelijk	↔ freundlich — im Umgang mit einer anderen Person höflich und zuvorkommend
• friendly	→ aardig; beminnelijk; lief; vriendelijk; voorkomend	↔ aimable — Qui mériter d’aimer.
• friendly	→ amicaal; bevriend; vriendschappelijk	↔ amical — Qui faire preuve d’amitié.
• friendly	→ gemoedelijk	↔ bon enfant — péjoratif\|fr Bien simple, naïf.