Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
gain:
- verkrijgen; behalen; winnen; leren; kennis opdoen; opsteken; meekrijgen; oppikken; meepikken; verwerven; inhalen; inlopen; gewinnen; aankomen; zwaarder worden; dikker worden
- opbrengst; rendement; uitkomst; product; voortbrengsel; oogst; profijt; baat; winst; gewin; acquisitie; aankoop; aanschaf; boodschap; aanwinst; aangekochte; koop
-
Wiktionary:
- gain → aankomen, verkrijgen, winnen, bekomen, behalen
- gain → winst, profijt, versterking
- gain → baat, winnen, aanschaf, aankoop, afname, inkoop, koop, overname, aanwinst, acquisitie, buit, verkrijging, verwerving, prooi, acquest, afnemen, kopen, aankopen, inkopen, aanschaffen, overnemen, buitmaken, behalen, verkrijgen, verwerven, belang, gewin, profijt, voordeel, winst, pré, verdienste, aanbrengen, werven, aanwerven, verdienen, deelachtig worden, krijgen, profiteren, voordeel trekken uit, winst maken
Niederländisch nach Englisch: mehr Daten
Englisch
Detailübersetzungen für gain (Englisch) ins Niederländisch
gain:
-
to gain (win)
-
to gain (learn; receive; absorb; collect)
-
to gain (obtain; acquire; procure; come by)
-
to gain (catch up with; catch up; run in)
-
to gain
-
to gain (gain weight; become heavier)
Konjugationen für gain:
present
- gain
- gain
- gains
- gain
- gain
- gain
simple past
- gained
- gained
- gained
- gained
- gained
- gained
present perfect
- have gained
- have gained
- has gained
- have gained
- have gained
- have gained
past continuous
- was gaining
- were gaining
- was gaining
- were gaining
- were gaining
- were gaining
future
- shall gain
- will gain
- will gain
- shall gain
- will gain
- will gain
continuous present
- am gaining
- are gaining
- is gaining
- are gaining
- are gaining
- are gaining
subjunctive
- be gained
- be gained
- be gained
- be gained
- be gained
- be gained
diverse
- gain!
- let's gain!
- gained
- gaining
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für gain:
Verwandte Wörter für "gain":
Synonyms for "gain":
Antonyme für "gain":
Verwandte Definitionen für "gain":
Wiktionary Übersetzungen für gain:
gain
Cross Translation:
verb
gain
-
put on weight
- gain → aankomen
-
acquire
- gain → verkrijgen; winnen; bekomen
-
what one gains (profit)
- gain → winst
verb
noun
-
het -met name financiële- voordeel dat men heeft bij een bepaalde zaak
-
4. signaalversterking
Cross Translation:
Verwandte Übersetzungen für gain
Niederländisch
Detailübersetzungen für gain (Niederländisch) ins Englisch
ingaan:
-
ingaan (binnentreden; betreden; binnenkomen; binnengaan; binnenstappen; binnenlopen)
-
ingaan (reageren)
Konjugationen für ingaan:
o.t.t.
- ga in
- gaat in
- gaat in
- gaan in
- gaan in
- gaan in
o.v.t.
- ging in
- ging in
- ging in
- gingen in
- gingen in
- gingen in
v.t.t.
- ben ingegaan
- bent ingegaan
- is ingegaan
- zijn ingegaan
- zijn ingegaan
- zijn ingegaan
v.v.t.
- was ingegaan
- was ingegaan
- was ingegaan
- waren ingegaan
- waren ingegaan
- waren ingegaan
o.t.t.t.
- zal ingaan
- zult ingaan
- zal ingaan
- zullen ingaan
- zullen ingaan
- zullen ingaan
o.v.t.t.
- zou ingaan
- zou ingaan
- zou ingaan
- zouden ingaan
- zouden ingaan
- zouden ingaan
diversen
- ga in!
- gaat in!
- ingegaan
- ingaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ingaan (van kracht worden; effectief worden)