Home ->Wörterbücher ->Englisch/Niederländisch ->Suche: overlay

Englische und niederländische Suchergebnisse für: overlay

Übersicht

Englisch nach Niederländisch: mehr Daten

overlay:
- opgelegd
Wiktionary:
- overlay → bedekken, bekleden, overtrekken, coveren, beleggen, dekken, toedekken, accepteren, aannemen, ontvangen, kleden, aankleden, omkleden, staan, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, pleisteren, bepleisteren, stukadoren, behangen

Englisch

Detailübersetzungen für overlay (Englisch) ins Niederländisch

overlay:

overlay Adjektiv

overlay (veneered; overlaid)
opgelegd
- opgelegd Adjektiv

Übersetzung Matrix für overlay:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	overlayer; sheathing
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	cover; overlie
Adjective	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
opgelegd	overlaid; overlay; veneered

Synonyms for "overlay":

sheathing; overlayer; protective covering; protective cover; protection
cover
overlie; kill

Verwandte Definitionen für "overlay":

a layer of decorative material (such as gold leaf or wood veneer) applied over a surface¹
protective covering consisting, for example, of a layer of boards applied to the studs and joists of a building to strengthen it and serve as a foundation for a weatherproof exterior¹
kill by lying on¹
- The sow overlay her piglets¹
put something on top of something else¹
A video or audio segment that rests on top of and displays concurrently with another video or audio segment. A visual overlay usually only occupies a fraction of the screen. An audio overlay can play at a higher or lower volume than the main audio track.²

Wiktionary Übersetzungen für overlay:

Cross Translation:

From	To	Via
• overlay	→ bedekken	↔ bedecken — auf etwas liegen
• overlay	→ bekleden; overtrekken; coveren; beleggen; dekken; bedekken; toedekken	↔ recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
• overlay	→ accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren	↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
• overlay	→ bekleden; overtrekken; behangen	↔ tapisser — revêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent.