Detailübersetzungen für vorbei gehen (Deutsch) ins Niederländisch
vorbei gehen:
-
voorbijgaan;
verstrijken;
verlopen;
vervallen;
vergaan;
aflopen
-
voorbijgaan
Verb
(ga voorbij, gaat voorbij, ging voorbij, gingen voorbij, voorbij gegaan)
-
verstrijken
Verb
(verstrijk, verstrijkt, verstreek, verstreken, verstreken)
-
verlopen
Verb
(verloop, verloopt, verliep, verliepen, verlopen)
-
vervallen
Verb
(verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
-
vergaan
Verb
(verga, vergaat, verging, vergingen, vergaan)
-
aflopen
Verb
(loop af, loopt af, liep af, liepen af, afgelopen)
Übersetzung Matrix für vorbei gehen:
Computerübersetzung von Drittern:
Verwandte Übersetzungen für vorbei gehen