Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->übersetze sichzanken

übersetze sichzanken von Deutsche ins Niederländisch

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

sichzanken:
- twisten; disputeren; argumenteren; redetwisten; ruziën; ruzie maken; krakelen; kiften; kijven

Deutsch

Detailübersetzungen für sichzanken (Deutsch) ins Niederländisch

sichzanken:

sichzanken Verb

sichzanken (debattieren; streiten; argumentieren)
twisten; disputeren; argumenteren; redetwisten
- twisten Verb (twist, twistte, twistten, getwist)
- disputeren Verb (disputeer, disputeert, disputeerde, disputeerden, gedisputeerd)
- argumenteren Verb (argumenteer, argumenteert, argumenteerde, argumenteerden, geargumenteerd)
- redetwisten Verb (redetwist, redetwistte, redetwistten, geredetwist)
sichzanken (sichstreiten; streiten; schimpfen; zanken; schelten; keifen)
ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
- ruziën Verb (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
- ruzie maken Verb (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
- twisten Verb (twist, twistte, twistten, getwist)
- krakelen Verb
- kiften Verb (kift, kiftte, kiftten, gekift)
- kijven Verb (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)

Übersetzung Matrix für sichzanken:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
ruzie maken		Streiten
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
argumenteren	argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten	argumentieren; auseinandersetzen; ausführlich erörtern; begründen; bereden; besprechen; darlegen
disputeren	argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten
kiften	keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken	zanken
kijven	keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
krakelen	keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
redetwisten	argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten
ruzie maken	keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
ruziën	keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
twisten	argumentieren; debattieren; keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken	sich sanken; sich streiten; wiederholt krümmen