"spanne" übersetzt von Deutsche ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Spanne:
- termijn; tijdsduur; periode; tijdsbestek; marge; afdrukmarge; poosje; tijdsruimte; bereik
Wiktionary:
- Spanne → bestek, uitgebreidheid, grootte, omvang, handelsmarge, coupe, figuur, postuur, statuur, gestalte, lichaamsbouw, maat, mate, afmeting, dimensie

Deutsch

Detailübersetzungen für Spanne (Deutsch) ins Niederländisch

die Spanne (Periode; Termin; Zeitraum; Zeitspanne; Abschnitt; Zwischenzeit; Zeitabschnitt)
de termijn; de tijdsduur; de periode; het tijdsbestek
- termijn [de ~ (m)] Nomen
- tijdsduur [de ~ (m)] Nomen
- periode [de ~ (v)] Nomen
- tijdsbestek [het ~] Nomen
die Spanne (Marge)
de marge; afdrukmarge
- marge [de ~] Nomen
- afdrukmarge [znw.] Nomen
die Spanne (Weilchen; Zeitabschnitt)
het poosje
- poosje [het ~] Nomen
die Spanne (Zeitraum; Periode; Zeitspanne; Abschnitt; Zeitabschnitt)
de tijdsruimte
- tijdsruimte [de ~ (v)] Nomen
die Spanne
het bereik
- bereik [het ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
afdrukmarge	Marge; Spanne
bereik	Spanne	Bandbreite; Bereich; Funkabdeckung; Projektumfang; Reichweite; Suchbereich; Umfang
marge	Marge; Spanne	Abweichung; Gewinnspanne; Marge; Rand; Randlinie; Seitenrand
periode	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit	Epoche; Frist; Periode; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum
poosje	Spanne; Weilchen; Zeitabschnitt
termijn	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit	Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne
tijdsbestek	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit
tijdsduur	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit	Dauer; Länge; Zeitspanne
tijdsruimte	Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne

Bandbreite; Skala; Spektrum
Aktionsradius; Bereich; Domäne; Einflussbereich; Einwirkungsbereich; Gültigkeitsbereich; Radius; Rahmen; Reichweite; Skopus; Spannweite; Wirkungsbereich
Abstand; Intervall; Dauer; Frist; Periode; Phase; Weile; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang; Zeitraum; Zeitspanne; Abstraktion

Cross Translation:

From	To	Via
• Spanne	→ bestek; uitgebreidheid; grootte; omvang	↔ ampleur — caractère de ce qui est ample.
• Spanne	→ handelsmarge	↔ marge — Profit commercial
• Spanne	→ coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang	↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.