Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->Suche: herumtollen

Deutsche und niederländische Suchergebnisse für: herumtollen

Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. herumtollen:
  2. Herumtollen:
  3. Wiktionary:

Deutsch

Detailübersetzungen für herumtollen (Deutsch) ins Niederländisch

herumtollen:

herumtollen Verb (tolle herum, tollst herum, tollt herum, tollte herum, tolltet herum, herumgetollt)

  1. herumtollen (scherzen; spaßen)
    een poets bakken; dollen; streek uithalen; gekscheren; schertsen; grappen; malligheid uithalen; gekheid uithalen
    • een poets bakken Verb (bak een poets, bakt een poets, bakte een poets, bakten een poets, een poets gebakken)
    • dollen Verb (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)
    • streek uithalen Verb (haal streek uit, haalt streek uit, haalde streek uit, haalden streek uit, streek uitgehaald)
    • gekscheren Verb (gekscheer, gekscheert, gekscheerde, gekscheerden, gegekscheerd)
    • schertsen Verb (scherts, schertst, schertste, schertsten, geschertst)
    • grappen Verb (grap, grapt, grapte, grapten, gegrapt)
    • malligheid uithalen Verb (haal malligheid uit, haalt malligheid uit, haalde malligheid uit, haalden malligheid uit, malligheid uitgehaald)
    • gekheid uithalen Verb (haal gekheid uit, haalt gekheid uit, haalde gekheid uit, haalden gekheid uit, gekheid uitgehaald)
  2. herumtollen (sich balgen; scherzen; balgen; toben; schäkern)
    stoeien; ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen
  3. herumtollen (sich balgen)
    robbedoezen
    • robbedoezen Verb (robbedoes, robbedoest, robbedoesde, robbedoesden, gerobbedoesd)
  4. herumtollen
    ronddartelen
    • ronddartelen Verb (dartel rond, dartelt rond, dartelde rond, dartelden rond, rondgedarteld)

Konjugationen für herumtollen:

Präsens
  1. tolle herum
  2. tollst herum
  3. tollt herum
  4. tollen herum
  5. tollt herum
  6. tollen herum
Imperfekt
  1. tollte herum
  2. tolltest herum
  3. tollte herum
  4. tollten herum
  5. tolltet herum
  6. tollten herum
Perfekt
  1. bin herumgetollt
  2. bist herumgetollt
  3. ist herumgetollt
  4. sind herumgetollt
  5. seid herumgetollt
  6. sind herumgetollt
1. Konjunktiv [1]
  1. herumtolle
  2. herumtollest
  3. herumtolle
  4. herumtollen
  5. herumtollet
  6. herumtollen
2. Konjunktiv
  1. herumtollte
  2. herumtolltest
  3. herumtollte
  4. herumtollten
  5. herumtolltet
  6. herumtollten
Futur 1
  1. werde herumtollen
  2. wirst herumtollen
  3. wird herumtollen
  4. werden herumtollen
  5. werdet herumtollen
  6. werden herumtollen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde herumtollen
  2. würdest herumtollen
  3. würde herumtollen
  4. würden herumtollen
  5. würdet herumtollen
  6. würden herumtollen
Diverses
  1. tolle herum!
  2. tollt herum!
  3. tollen Sie herum!
  5. herumgetollt
  6. herumtollend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für herumtollen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
schertsen Scherze; Spässe; Späße
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dollen balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; spaßen; toben
een poets bakken herumtollen; scherzen; spaßen
gekheid uithalen herumtollen; scherzen; spaßen
gekscheren herumtollen; scherzen; spaßen
grappen herumtollen; scherzen; spaßen
malligheid uithalen herumtollen; scherzen; spaßen
ravotten balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
robbedoezen herumtollen; sich balgen
ronddartelen herumtollen
schertsen herumtollen; scherzen; spaßen
stoeien balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
streek uithalen herumtollen; scherzen; spaßen
wild rennen balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
wild spelen balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
zich uitleven balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben

Synonyms for "herumtollen":

  • herumtoben; toben; tollen
  • herumalbern; herumkaspern; spielen
  • ausgelassen sein

Wiktionary Übersetzungen für herumtollen:

Cross Translation:
FromToVia
• herumtollen → ronddollen; dartelen ↔ cavort — move/play boisterously
• herumtollen → dartelen; robbedoezen; stoeien ↔ batifoler — (familier, fr) jouer à la manière des enfants.
• herumtollen → dartelen; robbedoezen; stoeien; bokkesprongen maken ↔ gambader — Faire des gambades.

Herumtollen:

Herumtollen [das ~] Nomen

  1. Herumtollen (Geschwätz; Klönen; Genörgel; )
    geravot; de stoeipartij; de stoeierij; het gedonderjaag; het gestoei

Übersetzung Matrix für Herumtollen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gedonderjaag Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
geravot Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
gestoei Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
stoeierij Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
stoeipartij Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen

Computerübersetzung von Drittern:






Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0536 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden