Anhaben: deutsche und niederländische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Deutsch

Detailübersetzungen für anhaben (Deutsch) ins Niederländisch

Cross Translation:

From	To	Via
• anhaben	→ dragen; aanhebben	↔ wear — to have on (clothes)

an haben (tragen)
dragen; aan hebben
- dragen Verb (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
- aan hebben Verb (heb aan, habt aan, heeft aan, had aan, hadden aan, aan gehad)

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aan hebben	an haben; tragen
dragen	an haben; tragen	abstützen; ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; durchhalten; entlasten; ertragen; stützen; tragen; unterstützen