Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
Rechtssache:
-
Wiktionary:
Rechtssache → rechtszaak
Rechtssache → rechtszaak, proces, keuze, aangelegenheid, affaire, ding, zaak, oorzaak, reden
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für Rechtssache (Deutsch) ins Niederländisch
Rechtssache: (*Wort und Satz getrennt)
- recht: rechts; eerlijk; fair; rechtaan; precies goed
- Sache: zaak; geval; aangelegenheid; affaire; goed; artikel; ding; voorwerp; object; item; punt; kwestie; issue; standpunt; perspectief; invalshoek; oogpunt; gezichtspunt; gezichtshoek; zienswijs; verhouding; relatie; liaison; liefdesrelatie
- rechts: rechts
- Recht: gelijk; recht; gerechtigheid; gewoonterecht; bezit; goederen; eigendom; bezittingen; have; rechtvaardigheid; eigenschap van rechtvaardigheid; bevoegdheid
- rechen: aanharken; harken; bijeenharken
Wiktionary Übersetzungen für Rechtssache:
Rechtssache
Cross Translation:
noun
-
een geschil dat twee of meer partijen hebben over hun rechten en dat zij aan de uitspraak van een rechter onderwerpen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Rechtssache | → rechtszaak; proces | ↔ case — legal proceeding |
• Rechtssache | → keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden | ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère. |